Duurzaamheid

“Banken medeplichtig aan het corruptiemodel dat Borneo ontbost”

In Sarawak, Borneo vernietigden bedrijven bijna al het regenwoud. Mutang Urud en zijn gemeenschap werden daardoor uit het bos verdreven, maar zijn verzet is nog altijd niet gebroken. “Ik hoop dat mijn achterkleinkinderen het land weer terugkrijgen. Dit moet gecorrigeerd worden.”

Mutang Urud groeide op in het regenwoud van Sarawak, een Maleisische staat op het eiland Borneo. Toen houthakbedrijven het bos kwamen leegkappen, versperde hij maandenlang de weg met blokkades van zo’n honderd mensen. “Alsof we een slot op de deur van ons huis deden.” Uiteindelijk werd Urud daarvoor vastgezet en gemarteld. Hij vluchtte naar Canada en vertelde zijn verhaal op de eerste Klimaattop in Rio de Janeiro. Samen met een onderzoeksjournalist, een spoorloos verdwenen milieu-activist en een DJ voert hij nog altijd actie tegen het machtige verbond van corrupte politici en houthakbedrijven.

Urud is te zien in de documentaire The Borneo Case, vertoond op Idfa en de komende dagen nog te zien op het Movies that Matterfestival. De film volgt het geld dat verdiend is met de illegale houtkap van 90 procent van de Maleisische regenwouden op Borneo. Urud beschuldigt voornamelijk Sarawaks eerste minister Taib Mahmud en ‘de Grote Zes’, de voornaamste houthakbedrijven van Sarawak. Maar ook Westerse banken zijn volgens hem medeplichtig.

Hoe begon jouw verzet?
“Mijn broers maakten me bewust van de onrechtvaardigheid in Sarawak. Zij werkten voor de overheid en adviseerden onze gemeenschap om compensatie te vragen voor het bos dat werd vernietigd. Wij begonnen daar in de jaren tachtig iets van te voelen. Eerst werd er vooral hout gekapt. Toen kwamen de palmolieplantages en later de peper- en pulpplantages. Nu ontdekken die bedrijven dat de gebieden rondom de stad nog veel meer opbrengen met vastgoed. Dat worden woningen voor de oorspronkelijke bosbewoners die door diezelfde bedrijven verjaagd zijn. Mensen kunnen niet meer leven van het land, dus komen ze naar de stad.”

Hoe krijgen die bedrijven dat voor elkaar?
“De houtbedrijven hebben het geld om de autoriteiten om te kopen en de autoriteiten hebben de macht om beleid te maken zodat de bedrijven kunnen doen wat ze willen. Corrupte politici verkopen land en licenties. Minister Taib Mahmud heeft al 33 jaar als enige de macht om houtkaplicenties uit te geven. Hij hield daar al 50 miljard dollar aan over, wat is weggesluisd naar Australië, Zwitserland, Canada, de Verenigde Staten, de Kaaimaneilanden en de Maagdeneiladen. De houthakbedrijven zijn allemaal sterk verbonden met de Taib familie. Ze voelen zich immuun omdat ze door hem beschermd worden.”

Nu exporteren de bedrijven dat corruptiemodel?
“Ja, ze hakken met smeergeld ook regenwoud om in landen als Papoea-Nieuw-Guinea, de Salomonseilanden, Congo, Brazilië en Guyana. In die zuidelijke landen worden de regels niet streng nageleefd. Het zijn ontwikkelingslanden, dus zijn ze gevoelig voor corruptie.”

Worden mensen zich steeds meer bewust van dit probleem?
“Ja, in Canada onderhandelen inheemse bewoners met de overheid en krijgen ze hun land terug. Op een dag gebeurt dat ook in Sarawak. Maar ik ga het niet meer meemaken. Ik doe dit werk zodat mijn achterkleinkinderen kunnen zeggen: kijk, op deze kaart van mijn overgrootvader staat dat jullie dit illegaal van ons hebben afgenomen.”

Wil de jongere generatie nog in het bos wonen?
“Omdat ze nu in steden wonen, verliezen ze hun connectie met het land en verliezen ze de taal. We vechten daarom niet alleen tegen de vernietiging van het bos maar ook tegen de vernietiging van onze cultuur. Die is prachtig en mensen kunnen trots zijn op wie ze zijn. Net als Europeanen dankzij musea trots zijn op hun afkomst van Joden of Vikingen. Ik verzamel verhalen van ouderen en schrijf een woordenboek van onze taal.”

Wilde u vroeger zelf in het bos blijven wonen?
“Nee, het bos was een gegeven. Dat was mijn huis en we woonden er al honderd jaar. Maar het gaat er niet om of je in het bos woont of in de stad. Onze gemeenschap moet kunnen bepalen wat er gebeurt met het bos, niet de houtkapbedrijven van buiten. Wij hebben geen macht, en nu is alles ons afgenomen. Toen dat proces begon, wisten we nog niets van ecotoerisme of duurzaam hout. We hadden ook kruiden, honing, rubber of latex kunnen verkopen. Maar dat kan nu niet meer, omdat het bos niet meer van ons is.”

Wat is het belangrijkste, de mensenrechten of de natuur?
“Dat is een westerse manier van denken. Als je dingen opdeelt, wordt het beheersbaar. Er worden mensenrechten geschonden, maar klimaatverandering is ook belangrijk. De regenwouden zijn de longen van de aarde en zijn heel kwetsbaar. Kijk maar naar de Dominicaanse Republiek en Haïti. Het ene is groen, het ander is woestijn. Dat kan gebeuren met tropisch regenwoud als je het niet goed beheert. Maar het ene is niet belangrijker dan het ander, het is allemaal met elkaar verbonden.”

Hebben jullie acties invloed gehad op Taib?
“Nee, hij is te machtig. Voor hem zijn wij mugjes. Je moet een grote speler zijn om met deze jongens mee te doen. De film The Borneo Case zegt het ook: uiteindelijk is geld de koning van de wereld. Als je geen geld hebt, kun je niet meepraten.”

Wat kunnen wij doen?
“In de jaren negentig begonnen een paar Europese landen, waaronder Nederland, met ecolabeling. Dat heeft maar een paar maanden bestaan omdat de Maleisische en Indonesische overheid dreigden de miljoenencontracten met bijvoorbeeld ingenieurs uit die landen stop te zetten. Maar het Westen is niet helemaal onschuldig. Mensen als Taib kunnen hun geld verstoppen dankzij banken in bijvoorbeeld Hong Kong, Zurich, Londen en New York. De Deutsche bank heeft meer dan 200 miljoen dollar geïnvesteerd in projecten van Taib. Je kunt overstappen op een bank die niet investeert in tropische regenwoudgebieden. Of zelf aan je bank gaan vragen: waar gaat mijn geld heen? En kan ik het ergens anders heen sturen?”

Gepubliceerd op Down to Earth Magazine